De bij en de maatschappij
Achtergrond

De bij en de maatschappij

Hoe beïnvloedt de maatschappij waarin je je bevindt de wetenschap die je uitvoert? Het liefst zo weinig mogelijk, hoor ik je denken. Je wilt zo objectief mogelijk zijn over wat je doet, maar het blijkt lastig om in de wetenschappelijke conclusies toch niet een beetje vooroordeel te laten sluipen.

Hoe beïnvloedt de maatschappij waarin je je bevindt de wetenschap die je uitvoert? Het liefst zo weinig mogelijk, hoor ik je denken. Je wilt zo objectief mogelijk zijn over wat je doet, maar het blijkt lastig om in de wetenschappelijke conclusies toch niet een beetje vooroordeel te laten sluipen. Het beste voorbeeld hiervan is een dier met zijn eigen, kleine maatschappijtje: de honingbij. Aan het hoofd van het volk staat de koningin. Toch?

Misschien ook wel niet. Shakespeare (1584), toch niet de eerste de beste, noemde de hoofd van het bijenvolk een koning (zie box). Hij verwees hiermee naar eeuwenlange geschiedenis van de bijenkoning, iets dat van Aristoteles (384 v.C.) kwam. Aristoteles, die je met goed recht de eerste bioloog zou kunnen noemen, had wel gehoord dat sommige imkers de grootste bij van een volk de “koningin”noemde, want ze legden eieren. Maar dat vond hij toch niet helemaal kunnen. Want “de natuur geeft alleen mannen wapens”, en Aristoteles was bovendien eigenlijk alleen gewend aan koningen als hoofd van een staat. Daarom verwees hij naar de (vrouwelijke) werksters en soldaten als “mannelijk”, en de suffige, thuisblijvende (mannelijke) darren als “vrouwelijk”. Deze drie-eenheid tussen koning, soldaten, en darren bleef lang hoe mensen over bijen nadachten, en zo ook Shakespeare.

Hier kwam ook bij kijken dat het heel lang onduidelijk was hoe bijen zich voortplanten. Wij weten nu dat de koningin van een bijenvolk eens per jaar gaat ‘zwermen’, waarbij ze een gedeelte van het volk meeneemt en met zoveel mogelijk darren (mannetjes) paart. Dit is echter een lastig proces om te volgen als mens. Lang werd er van bijen gedacht dat ze spontaan uit bomen of bloemen kwamen, en dat rondvliegende bijen die ophaalden en naar de raat brachten. Imkers wisten wel dat de koningin nodig was om een volk te laten overleven, en dat ze op de een of andere manier gerelateerd waren aan voortplanting, maar dat was geen algemene kennis.

Het was een tijdgenoot van Shakespeare, Charles Butler (1571), die het voor de eerste keer het voor een groter publiek had over een bijenkoningin. Hij schreef het standaardwerk The Feminine Monarchie (1609), waar hij, behalve allerlei praktische tips over het houden van bijen, ook uitweidt over het geslacht van de grote baas. Shakespeare had het dus kunnen weten, als hij het boek van Butler had gelezen. Hoe kwam Butler bij het idee dat de baas van de bijen een vrouwtje was? Behalve dat hij natuurlijk erg goed naar bijen had gekeken, was de tijd er misschien ook wel rijp voor: Europa had ondertussen een rijtje koninginnen gehad, en Engeland had net één van de belangrijkste koninginnen in de wereldgeschiedenis gehad, Elizabeth I. Het idee van een vrouw die een volk leidde was dus lang zo gek niet meer.

The feminine monarchie1
Figuur 1: The Feminine Monarchie van Charles Butler

Wetenschappers en kunstenaars van deze tijd vonden bijen fantastisch, want het bijenvolk was voor hen een voorbeeld van een extreem hiërarchische cultuur zoals die van henzelf ook was in die tijd. Bovenaan een staatshoofd, omringt door soldaten, die ervoor zorgen dat het plebs de honing binnenhaalt. Butler vond het dan ook “A PERFECT MONARCHIE, THE MOST NATURAL AND ABSOLUTE FORME OF GOVERNMENT”. Tja. We weten nu dat de koningin eigenlijk helemaal niet zoveel macht heeft, en natuurlijk dat het überhaupt een slecht idee is om de mensenmaatschappij te projecteren op het dierenrijk, maar dit was wel een erg aantrekkelijk gegeven voor de Elizabethanen.

Jan Swammerdam, een Leids bioloog die met de microscoop in 1676 eierstokken zag bij de koningin, bleef de bij toch nog steeds een “koning” noemen. Uiteindelijk was de eerste die het proces van zwermen en de voortplanting van bijen netjes beschreef een blinde, Zwitserse imker genaamd Francois Huber (samen met zijn vrouw en assistent Marie-Aimée Lullin) in 1792. Elk van de voorgenoemde historische figuren had een bepaald idee over bijen, ingegeven door wetenschap, maar toch ook voor een deel de maatschappij waar ze in leefden. Want helemaal objectief zijn we nooit.

Bronnen

  • Butler, Charles. The Feminine Monarchie,Or the Historie of Bees
  • Capinera, John L. Encyclopedia of Entomology
  • Grinnell, Richard. Shakespeare’s Keeping of Bees

For so work the honey-bees,

Creatures that by a rule in nature teach

The act of order to a peopled kingdom

They have a king and officers of sorts;

Where some, like magistrates, correct at home,

Others, like merchants, venture trade abroad,

Others, like soldiers, armed in their stings,

Make boot upon the summer’s velvet buds,

Which pillage they with merry march bring home

To the tent-royal of their emperor;

Who, busied in his majesty, surveys

The singing masons building roofs of gold,

The civil citizens kneading up the honey,

The poor mechanic porters crowding in

Their heavy burdens at his narrow gate,

The sad-eyed justice, with his surly hum,

Delivering o’er to executors pale

The lazy yawning drone. – Henry V

0 Reacties

Geef een reactie

Related