Wetenschappers in de nationale politiek Portret: Christopher Michel
Achtergrond

Wetenschappers in de nationale politiek

Op 22 januari opende Robbert Dijkgraaf officieel Leiden European City of Science in zijn positie als minister van onderwijs, cultuur en wetenschap. Hij is niet de enige wetenschapper in dit kabinet. Is er dan toch een beetje sprake van een nieuwe bestuurscultuur?

Dijkgraaf was één van de verrassingen van dit kabinet. Een wetenschapper, columnist en directeur van het Institute for Advanced Study in Princeton die tot nu toe weinig actief is geweest in de politiek. Voor veel Nederlanders is hij vooral bekend van zijn colleges bij DWDD university over onder andere de oerknal, licht en Albert Einstein. In deze colleges is goed te zien dat Dijkgraaf passie heeft voor de natuurkunde en die ook kan delen.

Experts in de politiek

Deze eigenschappen komen ook goed van pas voor het ministerschap. Na de opstapeling aan schandalen van het vorige kabinet en het gerommel met de coronamaatregelen is het vertrouwen in de politiek historisch laag. En ook Dijkgraafs nieuwe ministerie is al langere tijd in het nieuws, nu het leenstelsel weer verdwijnt en de basisbeurs terugkeert. Het is aan de gloednieuwe minister om de overgang zo soepel mogelijk te laten verlopen. Hij begint in ieder geval goed: naar aanleiding van het studentenprotest begin februari heeft hij toegezegd met studenten in gesprek te willen over de problemen die wij tegenkomen.

Ook de ondertussen overal wel bekende Ernst Kuipers, minister van volksgezondheid, welzijn en sport, heeft een achtergrond in de exacte wetenschap. Kuipers is gepromoveerd in de geneeskunde, Dijkgraaf in de natuurkunde. Dijkgraaf was nauwelijks actief in de politiek, Kuipers was tot zijn aanstelling geen D66-lid. Twee experts van ver buiten Den Haag wiens specialisatie past bij hun portefeuille. Een groot verschil met ministers als Hoekstra en De Jonge, die moeiteloos van ministerie naar ministerie lijken te reizen. Waarom worden nu dan toch experts aangesteld, in plaats van doorgewinterde politici?

Robbert Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor D66. Christopher Michel, CC-BY 4.0.

‘Lekker kunnen lullen’

Wie het internet er even bij pakt, ziet dat er al vele jaren af en toe columns en opiniestukken verschijnen die oproepen tot meer wetenschappers in de politiek. De belangrijkste eigenschap van een politicus was ooit ‘lekker kunnen lullen’. Maar nieuwe vraagstukken zoals klimaatverandering, genetische manipulatie bij mensen en cyberwars vereisen kennis. Kennis die een studie geschiedenis of sociologie niet levert, maar natuurkunde of informatica wel.

En toch hebben wetenschappers nu pas voor het eerst echt het woord. Iedereen op deze faculteit weet wel hoe weinig tijd besteed wordt aan communicatieve vaardigheden. Wetenschappers moeten weten hoe ze in een lab werken, ze hoeven niet goed te kunnen lullen. En dat is hoe de politiek langzaam het beeld van de wetenschap heeft kunnen veranderen. Wetenschap leverde ooit onbetwistbare feiten die de politiek kon gebruiken om hun beleid op te baseren. Maar nu buigen politici de feiten om bij hun plannen te passen en beelden ze de wetenschap af als een soort religie waar je alleen in gelooft als het je goed uitkomt. Deze nieuwe ministers kunnen daar nu verandering in brengen.

Wat zeggen studenten?

Als studenten hebben wij natuurlijk ook baat bij een goede minister voor onderwijs, cultuur en wetenschap. Daarom heb ik een aantal studenten gevraagd naar hun mening over Dijkgraaf en over wetenschappers in de politiek. Ze waren het grotendeels eens: de politiek kan wel wat meer experts gebruiken. Ook over de ministeries waar wetenschappers zouden moeten zitten is overeenstemming. Zowel Dijkgraaf als Kuipers hebben de juiste expertise voor hun positie, maar op bijvoorbeeld buitenlandse zaken zou een wetenschapper niet op zijn plek zijn. Er moet evenwicht zijn tussen raspolitici en wetenschappers.

Maar niet over alles zijn studenten het eens. Zo wordt ook gezegd dat een wetenschapper misschien juist te veel expertise heeft op één onderwerp en te weinig op een ander. Kuipers heeft als arts veel kennis over medische zaken en ziekenhuizen, maar misschien weinig over sport, ook onderdeel van zijn ministerie. Een politicus die nergens veel kennis van heeft zal een team van adviseurs aanstellen, die samen een brede kennis hebben. Dat is leuk, werpt iemand anders tegen, maar dan moet die politicus zijn adviseurs nog wel aanhoren en, belangrijker nog, begrijpen. Zonder de benodigde kennis zijn technische onderwerpen vaak lastig te begrijpen. En politici staan niet bekend om hun luistervaardigheden.

Er wordt ook nog een opmerking gemaakt over de publieke opinie. Wetenschappers komen voor sommigen betrouwbaarder over omdat ze geen politieke lulverhaaltjes ophangen en autoriteit zijn in hun vak. Aan de andere kant hebben we de afgelopen jaren gezien dat wetenschappers door een groep mensen ook gewantrouwd worden. Uit onderzoek is voorzichtig te concluderen dat dit voornamelijk veroorzaakt wordt door onbegrip, omdat de wetenschap voor veel mensen ver van hun bed staat. Misschien kan Dijkgraaf zijn kabinetspositie gebruiken om de wetenschap toegankelijker te maken.

Robbert Dijkgraaf D66 Congres Breda Robbert Dijkgraaf D66 Congres Breda
Dijkgraaf bij een D66 congres in Breda. Sebastiaan ter Burg.

Over Dijkgraaf zelf is de mening wel unaniem. Dijkgraaf is een ‘goede gozer’ die het beste voorheeft met de wetenschap en de beoefenaars daarvan. De verwachting is dat hij als minister de positie van de wetenschap zal bevorderen. Studenten schrijven hun mening voornamelijk toe aan Dijkgraafs optredens in onder andere DWDD university, zijn boeken, die aantonen dat hij zowel de kennis van als de liefde voor de wetenschap heeft, en zijn bereidheid om met studenten in gesprek te gaan.

Verwachtingen

Dus wat mogen we nu precies verwachten van deze kersverse ministers? Al voordat ze goed en wel beëdigd waren, genoten zowel Ernst Kuipers als Robbert Dijkgraaf het meeste vertrouwen van de bevolking, met respectievelijk 61 en 51 procent van de geënquêteerden dat aangaf vertrouwen in hen te hebben. Ze zijn daarmee de enige ministers die boven de 50 procent uitkomen. Dat is niet uitzonderlijk; er zijn zelden veel ministers die zoveel steun krijgen aan het begin van hun regeerperiode. Deze getallen zijn echter wel extra hoog in vergelijking met het vertrouwen in het kabinet als geheel, dat gezakt is naar een magere 28 procent.

Rutte IV mag dan grotendeels gerecycled zijn uit Rutte III, de aanstelling van wetenschappers in het kabinet betekent dat er toch een geleidelijke hervorming van de politiek aan het plaatsvinden is. Stiekem, op de achtergrond, maar toch onmiskenbaar. Zowel het vertrouwen als de verwachtingen zijn hoog voor deze nieuwe ministers, want misschien staan nu eindelijk de juiste mensen op de juiste plaats. Dijkgraaf pleit in ieder geval al jaren voor meer aandacht voor de wetenschap. Misschien dat hij het nu zelf eindelijk kan waarmaken.

0 Reacties

Geef een reactie

Related